Stille nacht

0
1751
Dichte horeca. © Sandra Hoogeboom

In de voormiddag van 14 oktober 2020 heb ik mijn laatste ‘fysieke’ schrijversinterview in een openbare horecagelegenheid. Die avond om tien uur zal de boel weer op slot gaan. In Café-Restaurant Amsterdam is de stemming enigszins bedrukt en zijn de voorzorgsmaatregelen serieus. Vooraf telefonisch reserveren en nog net geen medisch kruisverhoor bij aankomst.

Enkele weken daarvoor. In het interbellum tussen twee golven en intelligente lockdowns vind ik op een goede morgen na een avondje cafébezoek een led-lampje in mijn broekzak. Dat heb ik kennelijk die vorige avond gestolen. Het lichtje flakkert een avond gezellig bij mij thuis, als kleine waakvlam. Daarna houdt het ermee op. Batterijtjes vervangen lukt niet en het verdwijnt in een rommellaatje, naast een ander exemplaar van een andere iets te vrolijke avond.

Intussen zit de horeca alweer een maand op slot. Ook de ruime redactiezolder van uw lijfblad is zo goed als uitgestorven. Een eenzame bureauchef stuurt als een kapitein op een verlaten schip de onzichtbare bemanning aan. Toch komt de krant elke maand weer tot stand. Bij wijze van werkbespreking maken we een korte wandeling door het Oostelijk havengebied. Je moet er toch af en toe even uit.

Ook op de terugweg is het overal stil. Gesloten café’s en restaurants, op wat treurige ‘to go’-loketten en -luiken na. Dat maakt het extra donker in deze toch al donkere dagen. Een tram passeert met een bestuurder, een conducteur en één enkele passagier met mondkapje aan boord. Het is nog geen half tien en de stad sukkelt al in slaap. Ik heb me nooit echt onveilig gevoeld in nachtelijk Amsterdam, maar nu overkomt me dat wel eens. Omdat het overal zo verdomd stil is.

Maar dat is vooral mijn probleem. Het feit dat ik een paar weken niet naar een restaurant of ‘op’ café kan, daar kom ik echt wel overheen en is goed voor de portemonnee. Maar niet voor die van de duizenden horeca-ondernemers en hun personeel.

Ik denk aan al die geweldige studenten die ons tijdens dat veel te korte interbellum tussen twee droogleggingen door zo gastvrij hebben ontvangen in de horeca en die nu noodgedwongen thuis zitten, misschien wel in een piepklein kamertje voor 650 euro per maand. En ik denk aan de studenten die in september zijn begonnen met hun colleges en daar wellicht jaren naar toe hebben geleefd. Ik weet nog hoe geweldig ik het vond toen ik in Amsterdam mocht studeren. Voor de huidige generatie eerstejaars van de UvA, VU en Hogeschool zal dat toch wel een beetje anders zijn. Behalve financiële sores dreigt ook sociaal isolement.

En ik maak me zorgen over hoe de stad uit deze ongekende crisis zal opkrabbelen. Er zijn al cafés en restaurants die hun deuren voorgoed hebben gesloten, zoals restaurant Haesje Claes na bijna een halve eeuw. Dat is ongekend treurig.

Terug naar mijn rommellaatje. Een vriend die Google heet leert mij dat mijn gestolen goed brandkracht krijgt via een ingenieus oplaadstation dat niet bij mijn diefstal was inbegrepen. Er gaat mij een piepklein lichtje op.

Amsterdam heeft voor hetere vuren en epidemieën gestaan, laten we dat vooral niet vergeten. Op een dag zullen de lichtjes op het Leidseplein en langs de Linnaeusstraat weer gaan schijnen. Dat kan voor de kerst zijn of in januari of nog later, dat weet niemand, maar er zal een dag komen dat we onze mondkapjes definitief af kunnen zetten. Ik hoop dat we elkaar dan nog herkennen op straat. We zullen elkaar weer in de armen vallen, als we nog weten hoe dat moet.

Dat lichtje flakkert op tot een plannetje. Ik zal het licht gaan terugbrengen. Op een zekere avond, over niet al te lange tijd, zal ik naar dat ene café fietsen waar mijn alcoholische kleptomane neigingen opspeelden en die twee lichtjes heel clandestien in de brievenbus duwen. Opdat ze op een zekere avond en op een vol terras weer zullen branden en wij met zijn allen zullen proosten op de terugkeer van het licht.

advertentie Regenboog Groep

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in