SANTIAGO / VALDIVIA – De hel brak los eind oktober in Chili. Er vonden massale protesten en vandalisme plaats. De verhoging van de prijs van metro-kaartjes was de druppel die de emmer deed overlopen voor het volk. ‘Dertig cent prijsverhoging staat voor dertig jaar onderdrukking’, zeiden de mensen.
Want wat is het geval? Chili is na het einde van de dictatuur vanaf begin jaren negentig weliswaar gegroeid tot een economisch welvarend en stabiel land, maar de kloof tussen arm en rijk is schrikbarend. Neo-liberalisme zonder grenzen houdt namelijk in dat er amper een sociaal vangnet is. Ook zijn basisvoorzieningen geprivatiseerd en moet zelfs de middenklasse geld lenen om rond te komen.
Hoe kan dat? Terwijl een aantal rijke families alle grote bedrijven in handen heeft, zijn salarissen van €400,- en €900,- per maand met een werkweek van 45 uur de norm voor de lage- en de middenklasse, ongeacht het opleidingsniveau. En het levensonderhoud en de prijzen liggen wel op hetzelfde niveau als in Nederland. Onderwijs, gezondheidszorg, elektriciteit en water pakken in Chili veel duurder uit voor de gemiddelde burger. Geen wonder dus dat de mensen het zat zijn.
Inmiddels zijn de protesten gezakt. Er komt een nieuwe grondwet. Maar er is discussie wie deze grondwet moet vormen. Het volk of alleen de politici? Hierover is een referendum gehouden. Ondanks dat de storm is gesust, blijft de woede bestaan. Vooral in de grote steden zijn nog ieder weekend demonstraties. De populariteit van de huidige president Piñera is gedaald naar zes procent.
Hieronder enkele foto’s van de sporen die de eerste protestgolf heeft achtergelaten in de provinciestad Valdivia.