Er zijn in Nederland zeven sociale klassen met grote onderlinge verschillen, blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het gaat niet alleen om inkomen, maar ook uit je positie in de maatschappij (‘wie ken je?’).
Het SCP heeft de bevolking opgedeeld in zeven ‘sociale klassen’, met aan de top een groep van bijna 20 procent die een grote voorsprong heeft, de ‘werkende bovenlaag’. Helemaal onderaan staan drie groepen: de ‘onzekere werkenden’ (tien procent), laag opgeleide gepensioneerden (18 procent) en het ‘precariaat’ (ruim zes procent). Met ‘precariaat’ wordt bedoeld de snel groeiende groep mensen met korte banen, lage inkomens en weinig zekerheid. Opgeteld zijn deze drie groepen eenderde van de bevolking.
Deze groepen aan de ‘onderkant’ hebben volgens het SCP ‘minder kansen in de maatschappij, en ook minder vertrouwen in elkaar, de politiek en de overheid. Zij geven hun leven een veel lager cijfer en plaatsen zichzelf onderop de maatschappelijke ladder. Ruim de helft van de drie sociale klassen aan de ‘onderkant’ vindt dat de overheid te weinig doet voor mensen zoals zij, terwijl dit bij de sociale klassen aan de ‘bovenkant’ hooguit een kwart is, aldus het SCP. ‘De onzekere werkenden en het precariaat tellen relatief veel meer niet-stemmers dan de andere sociale groepen.’
Huidig beleid werkt niet
Alleen aan de economische ‘knoppen’ draaien om iets aan de sociale ongelijkheid te doen, is niet genoeg, zegt het SCP. Dus het aanpakken van alleen de ongelijkheid tussen de klassen in onderwijs, arbeidsmarkt en geld gaat volgens het SCP ‘voorbij aan verschillen in andere kapitaalvormen, zoals het hebben van een sociaal netwerk, digitale vaardigheden en gezondheid’. Ook beleid dat gericht is op klassieke doelgroepen, zoals jongeren, ouderen en mensen met een migratieachtergrond is voor het verkleinen van ongelijkheid waarschijnlijk niet effectief.
‘Die doelgroepen komen namelijk in meerdere sociale klassen voor en kunnen niet over één kam worden geschoren.’ Ook beleid dat de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de eigen positie bij de individuele burger neerlegt, wordt afgeraden ‘Niet iedereen heeft de mogelijkheden om zelf te investeren in eigen hulpbronnen, of weet hoe dit werkt.’ In de praktijk ziet het SCP dat hogere sociale klassen en jongeren het meest in zichzelf investeren. ‘Bijvoorbeeld door een opleiding te volgen of hun sociale netwerk te vergroten. Groepen in de lagere sociale klassen doen dit minder en een strategie van ‘eigen verantwoordelijkheid’ kan daarom zelfs averechts uitpakken.‘