Tekst Jos Verdonk | Beeld Sandra Hoogeboom
Jeroen Blankert (1966) is een veelzijdig mens: hij is horeca-uitbater, huismeester, (ex-)drummer, schilder en schrijver. Hij woont met zijn vrouw en twee jonge kinderen in Bos en Lommer. Vlak voor de covid-crisis begon, verscheen zijn tweede boek Nu is alles nog beter. Het telt tweehonderd pagina’s met precies tweehonderd … Ja, wat zijn het eigenlijk? “Ik noem het stukjes. Nee, het zijn zeker geen columns, want die gaan ergens over volgens mij.”
Nu is alles nog beter is het logische vervolg op Nu is alles beter, dat Blankert in 2018 in eigen beheer uitbracht en in De Nieuwe Anita verkocht. Al zes jaar lang schrijft hij elke dag in razend tempo minimaal een zo’n ‘stukje’. “Ik heb er al meer dan tweeduizend gemaakt. Ik ben er mee begonnen om poppodium De Nieuwe Anita een beetje te promoten op Facebook, maar ik wilde geen teksten als ‘vanavond te gekke cocktails en swingende dj’s’ plaatsen, want dat vind ik saai.”
Die gedachte heeft inmiddels geleid tot die enorme productie van grappige, meestal absurdistische verhaaltjes die nooit langer zijn dan een boekpagina. “Het werd een sport om er elke dag eentje te schrijven. In het begin waren ze rond de tachtig woorden, maar ze werden steeds langer. Maar vierhonderd woorden vind ik weer te lang en tweehonderd te kort. Als ik eenmaal het eerste stukje heb, weet ik dat ik daar op door kan associëren. Ik schrijf ze op de computer en ros zo’n stukje er dan in hooguit een half uur uit.”
De stukjes van Blankert zijn geschreven vanuit een wij-perspectief. “Omdat ze bedoeld waren ter promotie wilde ik niet steeds ‘ik’ zeggen. ‘Wij’ vond ik gezelliger en minder egocentrisch klinken, want ‘wij’ is altijd een clubje. Bovendien kan ik me goed achter dat ‘wij’ verschuilen.”
Jeroen Blankert werd als Amsterdammer geboren, maar verhuisde toen hij een jaar was met zijn ouders naar Workum, waar hij opgroeide. “De punkscene in Workum, dat waren wij: mijn broer, ik en nog iemand. Mijn ouders waren allebei kunstenaars en wij waren altijd de import. Sneek was de grote stad en daar werden wij als punkers in elkaar geslagen. Dan was het: ‘Daar heb je d’r weer iehn, pak ûhm!’ Dat was echt levensgevaarlijk!”
Op zijn achttiende verhuisde de geplaagde punker naar de stad Groningen. “Daar ging ik in een kraakpand wonen en stuff roken en bier drinken. Ik denk dat ik toen alles bij elkaar wel een kilo van dat spul heb geblowd.”
Na vier jaar kreeg Blankert daar genoeg van. Hij deed auditie voor het conservatorium, werd aangenomen en verhuisde naar Amsterdam. “Ik heb die studie net niet afgemaakt, maar ik kan behoorlijk goed jazz drummen. Het studeren zelf ging moeizaam, want ik ben autodidact.”
Sinds 2002 noemt Blankert, die onder andere bij Bettie Serveert en in de band van Ellen ten Damme speelde, zich ex-drummer. “Ik ben gestopt omdat muzikant zijn een zenuwslopend kutberoep is. Er zijn in Nederland maar weinig muzikanten die van hun kunsten kunnen leven. Daar kwam nog bij dat ik podiumvrees kreeg en dat werd steeds erger. Nu heb ik voor het eerst van mijn leven een baan in loondienst als conciërge/huismeester en daar ben ik blij mee!”
Als er al een rode draad in Nu is alles nog beter is aan te wijzen, dan is het een optimistische levenslust die tegen de klippen opgaat. “De titel van mijn boek geeft het eigenlijk al aan. Vroeger was alles helemaal niet beter! Het is niet zo dat ik altijd een blije Henk ben en ik kan heus wel somber zijn, maar ik heb zo’n hekel aan mensen die het over those were the days hebben. Dan denk ik: flikker op!” Denk maar aan de gezondheidszorg van toen, de benepenheid van de jaren vijftig, de slechte muziek van de jaren tachtig, de dinosaurussen en al die ellende in de middeleeuwen. Op heel veel gebieden zoals gezondheid en rijkdom is alles de laatste vijftig jaar veel beter geworden.”
UIT: Nu is alles nog beter
De slimme deurbel
En ja hoor, het kon niet uitblijven: de slimme deurbel. Wij vinden het hartstikke leuk maar we beginnen ons wel steeds dommer te voelen, omringd door zoveel slimme apparaten. Die slimme deurbel, trouwens, die weet bijvoorbeeld precies wanneer je toe bent aan rust. Die zegt gewoon botweg tegen bezoek: ‘Nee, ze hebben geen tijd. Probeer het morgen om kwart over zeven nog eens. Maar wel op tijd komen hoor!’ Nou ja, en dan heb je hem (de deurbel) nog niet tekeer horen gaan tegen bijbelverkopers en andere griezels. Die durven nooit meer terug te komen. Hij kan (ja, die bel heeft een zware mannenstem, dat maakt toch iets meer indruk) ook keihard schreeuwen, die bel. Super slim dus. Wij hebben laatst ook een pakje slimme roomboter gekocht maar dat kán toch zeiken. ‘Hé, zet mij eens wat warmer, ik ben te hard, zo kun je toch niet smeren. Tjezus, niet zo dik, vreetzak, zo ben ik veel te snel op! Stommeling! Sukkel! Idioot!’ Nee, slimme boter doen we nooit weer. Maar het leuke is, hij mag dan slim zijn, die boter, wij zijn veel sterker, dus we hebben hem in zijn geheel in een gloeiend hete koekenpan schreeuwend tierend laten smelten (ze hebben geen gevoel, dat scheelt). Zo opgeruimd staat netjes.
Jeroen Blankert – Nu is alles nog beter
Glaude Publishing €14,99
MUG-lezers kunnen Nu is alles nog beter winnen door de puzzel in MUG Magazine op te lossen (zie pdf op deze website). Inzenden uiterlijk 31 juli 2020.