Tachtig procent van de oproepkrachten is werkloos of heeft fors minder uren werk door de corona-crisis. Dat blijkt uit een enquête onder duizend flexwerkers en cijfers van het UWV, gehouden door vakbond FNV. De helft van de oproepkrachten heeft geen vangnet om de financiële gevolgen van geen of minder werk op te vangen.
Hiernaast is bijna dertig procent van de uitzendkrachten de afgelopen maanden zijn baan kwijtgeraakt. Er zijn circa 775.000 flexwerkers die nu in deze crisis als eerste op straat komen te staan, aldus de bond. FNV pleit voor meer zekerheid.
Zakaria Boufangacha, arbeidsvoorwaardencoördinator FNV: ‘Wij willen af van een arbeidsmarkt waarbij de zwakste schouders de grootste klappen opvangen. Na de laatste crisis van 2009 zagen we dat werkgevers massaal hun toevlucht zochten tot flex. Nu zien we de gevolgen. Werkgevers lozen massaal deze harde werkers, terwijl de noodregelingen van de overheid gericht zijn op behoud van werk en inkomen.’
De uitzendbranche werkt met ‘fasen’ en contracten. Zo duurt een eerste fase 78 weken. In die periode hebben uitzendkrachten nauwelijks zekerheid over hun werk en over hoeveel inkomen ze verdienen. De meeste uitzendkrachten (80 procent) zitten in die eerste fase. Het gaat om bijna 230.000 uitzendkrachten, aldus FNV. Boufangacha: ‘De urgentie om die onzekere fase te verkorten tot een acceptabele 26 weken is tijdens deze crisis wel duidelijk geworden: van de uitzendkrachten die de afgelopen drie maanden hun werk hebben verloren, zit het merendeel in de onzekere fase.’
