Door de oplopende inflatie zal de koopkracht van de doorsnee Nederlander dit jaar met 2,7 procent dalen, aldus Volgens het Centraal Planbureau (CPB). Dat zou de grootste koopkrachtdaling in ruim veertig jaar zijn.
De laatste keer dat Nederlanders er meer dan 2 procent op achteruit gingen was in 1983, zo meldt de Volkskrant. Toen daalde de koopkracht met 2,3 procent.
Dat de doorsnee Nederlander dit jaar zo hard in de portemonnee wordt geraakt, komt door de exploderende energieprijzen. Die komen bovenop de toch al forse geldontwaarding, die mede het gevolg is van de economische schokken als gevolg van de corona-pandemie. Het CPB schat dat het inflatiecijfer voor dit jaar op 5,2 procent uitkomt. In het slechtste geval kan de inflatie op 6 procent uitkomen.
Het kabinet zal de laagste inkomens zal compenseren voor de hoge inflatie, zo heeft minister van Sociale Zaken Karien van Gennip gezegd in een reactie. Volgens het planbureau krijgen de 20 procent minst verdienende Nederlanders het het zwaarst te verduren door de hoge energieprijzen.
Overigens zitten er ook zonnige kanten aan de CPB-ramingen, meent de minster. ‘Het CPB verwacht dat de meeste huishoudens volgend jaar meer te besteden hebben. Dat is nu misschien nog lastig voorstelbaar met de dure boodschappen, maar het komt onder meer doordat de lonen stijgen.’
Maatregelen
Dat neemt echter niet weg dat het kabinet wat zal moeten doen om de koopkracht te ondersteunen, beseft ze. ‘Als we niks doen, lijken mensen met lage inkomens en uitkeringen er volgend jaar op achteruit te gaan.’ En daarom werkt ze er hard aan ‘om te zorgen dat mensen de wind in de rug voelen.’ Uiterlijk 1 juni moet duidelijk zal welke koopkracht-ondersteunende maatregelen het kabinet in petto heeft.
Volgens minister Carola Schouten voor Armoedebeleid zijn gerichte maatregelen noodzakelijk. ‘De gestegen prijzen hakken er echt in, zeker bij mensen die toch al moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen.’ Overigens voegt ze er aan toe dat het kabinet dit jaar al veel maatregelen heeft getroffen om huishoudens te ondersteunen, ‘en die hebben aantoonbaar effect gehad.’