Socioloog Milio van de Kamp strijdt tegen ongelijkheid. In mei verschijnt zijn autobiografie. Met zijn verhaal wil hij begrip kweken voor mensen die in armoede leven. “Armoede is ook een gebrek aan kansen en aan macht.”
Milio van de Kamp (31) is docent Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Vorig jaar werd hij onderscheiden wegens zijn strijd tegen kansenongelijkheid. In december schreef hij een column voor MUG, waarin hij vaststelde dat er een kloof bestaat tussen hoogopgeleiden en mensen aan de onderkant van de samenleving. De middenklasse kan zich volgens Van de Kamp niet voorstellen hoe het is om in armoede te leven.
Die kloof wil hij helpen dichten met zijn levensverhaal, dat in mei onder de titel Misschien moet je iets lager mikken verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact. Het is literatuur, benadrukt Van de Kamp, maar als socioloog wil hij mensen ook duidelijk maken hoe ‘het systeem’ werkt. En hoe ontzettend moeilijk het is om je te ontworstelen aan uitzichtloze armoede.
Straatarm
Van de Kamp groeide op in een straatarm milieu in Amsterdam. Zijn moeder had een ernstige hartkwaal, maar het UWV vond dat ze desondanks kon werken in een fabriek. “Ze zeiden: als je omvalt, raapt iemand je wel weer op”, vertelt Van de Kamp op bittere toon. Zijn vader zat werkloos thuis. Geldgebrek en schulden waren er altijd, gas en licht waren geregeld afgesloten en er was zelfs geen vloerbedekking. Een vakantie op een camping was het hoogst bereikbare, tot oma de caravan niet meer kon betalen.
Zijn ouders groeiden eveneens op in armoede en werden ‘uit huis getrapt’, iets wat hem later zelf zou overkomen. “Thuis was er veel ruzie en geweld, en op straat veel criminaliteit. Veel van mijn vrienden zijn het foute pad opgegaan. Vier mensen die ik kende, zijn vermoord. Ik hing van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat op straat. Maar ik had altijd het gevoel: ik wil niet hetzelfde leven leiden als mijn ouders.”
Wie arm is, heeft meestal zoveel stress dat hij niet vooruit kan denken. Maar Van de Kamp droomde ervan naar de universiteit te gaan. Dat werd niet gestimuleerd door zijn omgeving. Nadat hij van de ene school was weggestuurd, kwam hij terecht op een andere, een slecht presterend VMBO. Een docente zei tegen hem: “Misschien moet je iets lager mikken”, de woorden die nu als titel op zijn boek prijken. Ze wilde hem een teleurstelling besparen, maar haar reactie komt volgens Van de Kamp voort uit ‘een cocktail van lage verwachtingen’ die hogeropgeleiden hebben over mensen zoals hij. Na een lange, moeizame weg langs vele onderwijsinstellingen bereikte hij zijn doel. Niet omdat hij zo hongerig was naar kennis, maar om de status. Als hij zijn diploma zou halen, zou ook hij tot de middenklasse gaan behoren, een groep waartegen hij zich inmiddels vaak afzet.
Onbegrip
Veel buitenstaanders begrijpen niet hoe het systeem werkt, zegt Van de Kamp. Mensen als schrijver Rutger Bregman, die stelde dat armoede slechts een gebrek aan geld is. “Maar armoede is ook een gebrek aan kansen en aan macht”, constateert Van de Kamp. “Het is niet zo dat als je mensen maar geld geeft, het wel goed komt. Het ligt veel genuanceerder. Je moet dan ook wel goed met geld kunnen omgaan en dat hebben veel van hen nooit geleerd.”
Onbegrip ziet hij ook bij opiniemakers die roepen dat mensen met geldgebrek best gezonder zouden kunnen eten, als ze maar verstandiger zouden inkopen. “Dan vergeet je dat goedkopere producten vaak langer kunnen worden bewaard en in voordeelverpakkingen zitten. Bovendien bieden supermarkten in arme wijken dat soort goedkoop eten vaak op ooghoogte aan. En als je gewend bent altijd frikandellen te eten, schakel je ook niet zo snel om. Er wordt vaak maar wat geroepen, zonder enig inlevingsvermogen.”
Mensen die uit een kansarm milieu komen, worstelen dikwijls met een verlammende schaamte en met depressieve gevoelens. “Ik heb zelf ook tien jaar een chronische depressie gehad, door alles wat ik had meegemaakt. Op de universiteit voelde ik me niet op mijn plek, ik had geen boeken gelezen, wist niet hoe je een essay schrijft of een tentamen voorbereidt. Ik dacht: ik voel me hier niet thuis, dit soort instituten zijn niet gemaakt voor mensen zoals ik. Er heersen allerlei codes – zoals de manier waarop je spreekt, je gedraagt, je kleedt – waaraan ik niet kan voldoen.” Maar zijn scriptiebegeleider kwam ook uit een arbeidersgezin, door gesprekken met haar begon hij in zichzelf te geloven.
Baanbrekers
Voor studenten als hijzelf heeft Van de Kamp Baanbrekers opgezet, een programma waarin jongeren die als eerste in hun familie gaan studeren, elkaar steunen. Na drie jaar doen er al 65 studenten mee. “Vaak schamen ze zich om voor hun achtergrond uit te komen, maar ik zeg direct: luister, wat voor twijfels je ook hebt, weet dat je intelligent genoeg bent om hier een diploma te halen. Dat heb je al bewezen door je hele studieloopbaan tot nu. En als het niet lukt, is het niet jouw schuld. Ik laat ze ook direct vertellen wat ze altijd al wilden vertellen, maar wat niemand ze ooit heeft gevraagd. Dan zijn we zo drie uur aan het praten.”
Het was voor hemzelf niet gemakkelijk om die barrière te overwinnen. Is hij bang dat zijn ouders zich zullen schamen als ze zijn verhaal lezen? “Schaamte is nu juist het probleem”, zegt Van de Kamp. “Dat gevoel wil ik doorbreken met dit boek.”
Milio van de Kamp, Misschien moet je iets lager mikken, Uitgeverij Atlas Contact, € 20.