Om kwart over vier ’s middags is de werkdag van Kurano Bigiman voorbij. De laatste leerlingen lopen door de gangen. Met enige trots wijst hij een leerling aan die doorgaat met Grieks en Latijn in de bovenbouw. Dat zal de eerste bovenbouwklas ooit zijn op deze gymnasiumafdeling die drie jaar geleden van start ging. “Eerst was de reistijd naar een gymnasium vanuit Zuidoost minstens anderhalf uur per dag. Nu zijn er minder belemmeringen om voor deze opleiding te kiezen.” Elk jaar neemt het aantal leerlingen toe, dit jaar had hij twintig brugklassers die zijn lessen volgden.
Toen hij in groep acht een middelbareschoolkeuze moest maken, vond hij het al vreemd dat Zuidoost geen gymnasium had. Hij wist dat er in Noord, Zuid en in het centrum verschillende gymnasia zaten, zowel zelfstandige als afdelingen binnen scholengemeenschappen. “Zuidoost was een lege plek op de kaart. Ik dacht, dat is toch ook deel van onze stad. Waarom wordt dat onderwijs daar niet gegeven?”
Leerlingen gaan hier anders om met mythologische verhalen
Net als veel kinderen in Zuidoost kwam hij zelf ook niet uit een gezin waarvan de kinderen doorgaans een gymnasiumadvies kregen van hun basisschooldocent. Zijn moeder werkte bij een fastfoodrestaurant. Zijn vader was archivaris bij een verzekeringsmaatschappij en werkte als schoonmaker en postbode. Hoewel zijn ouders eenvoudig werk hadden, maakten ze op onderwijsgebied alles voor hem mogelijk.
Hij kreeg een gymnasiumadvies en koos voor het Vossius in Zuid. Daar bleek hij een talenknobbel te hebben, volgde alle talen die op school werden aangeboden, waaronder Grieks en Latijn. “Toen ik voor mijn studie klassieke talen koos, wist ik: dit kan mijn aandacht zeker vier jaar vasthouden. Ik vond het leuk. Soms kiezen leerlingen voor wat nuttig is of wat geld opbrengt later, maar dat waren niet mijn overwegingen.” Al tijdens zijn studie ging hij aan de slag als docent op zijn voormalige middelbare school.
Op een dag kreeg hij een telefoontje van de rector van het Ir. Lely, Jeroen Rijlaarsdam die hij nog kende van toen ze collega’s waren op het Vossius. “Hij vroeg of ik een basiscursus Latijn wilde verzorgen voor kinderen uit groep acht, in het kader van de open dagen. Ik zei dat ik vol zat, want ik had een fulltimebaan.” Later belde Rijlaarsdam nog eens, want geen enkele andere docent had tijd. “Drie woensdagmiddagen moet kunnen”, besloot hij toen, “en dat beviel heel goed.”
Met de vijfdeklassers naar Rome, dat is echt een hoogtepunt
Vervolgens vroeg de rector hem een gymnasiumafdeling op te richten op zijn school. Hij moest er wel even over nadenken. “Ik besloot de handschoen aan te pakken.” Hij denkt niet dat het project er zonder hem niet was gekomen, want de rector was de drijvende kracht. “Ik vermoed dat het vroeg of laat toch wel was gebeurd. Thema’s als inclusiviteit en kansengelijkheid spelen al een tijdje.” Nu zit hij in zijn eigen lokaal dat hij deelt met een docent Nederlands. Aan de ene muur hangt een landkaart van het oude Griekenland, aan de andere een gipsen kopie van een marmeren reliëf met Griekse worstelaars. Een wandbrede plaat van het Colosseum by night krijgt binnenkort een plekje.
Hij geeft twee dagen per week les op het Ir. Lely, de andere dagen is hij op zijn oude stek te vinden in Zuid. “De kennis en kunde die ik samen met mijn collega’s op het Vossius ontwikkeld heb, neem ik mee naar hier. Ik lever graag kwaliteit aan mijn leerlingen.”
“De leerlingen zijn hier niet anders dan op het Vossius. Ik moet dezelfde dingen uitleggen. Grieks en Latijn zijn heel eerlijke schoolvakken, want ze zijn voor iedereen moeilijk, ongeacht afkomst, maar ook iedereen kan zijn of haar tanden erin zetten. Het positieve is dat je zelfvertrouwen groeit als je een zin goed hebt vertaald. Grieks is wel echt een soort geheimschrift. Iedereen moet dat andere alfabet leren, niemand heeft al voorkennis. Tijdens de allereerste les in de brugklas zitten ze met de tong tussen de lippen die Griekse letters na te tekenen. Dat vind ik altijd weer een mooi moment.”
Grieks en Latijn verbreden je blik
Wat wel verschilt, is hoe de leerlingen omgaan met de mythologische verhalen. “Hier hebben we discussies over waarom goden en godinnen iets wel of niet doen. Leerlingen willen gevoelens en gedragsmotieven doorgronden, leven zich echt in. Op het Vossius nemen ze dat gewoon aan, reageren ze eerder op inconsistenties in de verhaallijn en zetten ze de feiten op een rij. Voor beide manieren valt iets te zeggen. Daarom vind ik het ook zo leuk om op beide scholen te werken.”
“Laatst heb ik ze meegenomen naar het Paleis op de Dam, in het kader van een lessenserie over hoe je Griekse en Romeinse goden kunt herkennen. Ik vond het leuk om te zien dat leerlingen een verband legden tussen de lesstof en hun omgeving. Al die verhalen die we in de les lezen, kwamen tot leven, ik zag enthousiasme. Ze waren op een plek in de stad waar ze normaal gesproken niet komen.”
Als het straks weer kan, gaat hij verdere reizen organiseren naar nog meer bestemmingen die zijn leerlingen doorgaans niet snel zouden zien. “We hadden een excursie op stapel staan naar Tongeren in België. Daar zit het Gallo-Romeins Museum, met een oud-Romeinse nederzetting. En uiteindelijk met de vijfdeklassers naar Rome, dat is echt een hoogtepunt.”
Waarom zou je Grieks en Latijn leren? “Omdat het je blik verbreedt. Deze talen liggen ten grondslag aan de nu levende talen, maar zijn niet gebonden aan een hedendaags land. Als je de bijbehorende verhalen kent, kun je het buitenlaagje van de wereld afschrapen. Je weet waarom wij onze samenleving hebben ingericht zoals die nu is. Je ziet de buitenwereld met meer kleur in plaats van als een zwart-witfoto.”
Kurano Bigiman studeerde klassieke talen aan de Universiteit van Amsterdam. Al tijdens zijn studie begon hij met lesgeven. In 2018 richtte hij een gymnasiumafdeling op aan het Ir. Lely Lyceum in Zuidoost. Daarvoor kreeg hij in februari de titel Amsterdammer van het Jaar 2020.