Door Emma Brunt
Over geld heb ik me nooit zo druk gemaakt, en dat vond ik eigenlijk ook geen acceptabel onderwerp voor een gesprek. Praten over geld was meer iets voor saaie mannen in grijze pakken, die op recepties tegen elkaar op stonden te scheppen over het merk van de lease-auto waarin ze rondreden. Zulke mensen beschouwde ik als een andere soort, evenals de verkopers van de daklozenkrant bij de ingang van Albert Heijn, want die kwamen voor mijn gevoel ook uit een heel andere wereld dan ik en mijn studievriendjes. Heel rijk of heel arm, dat waren begrippen uit een onbekend universum, lichtjaren verwijderd van mijn bescheiden maar wel veilige huishoudentje.
Noem die blikvernauwing op zijn minst een tikje wereldvreemd, want toen opeens bleek dat het niet zo goed ging met de kranten waarvoor ik schreef, en dat de verliezen onder andere zouden worden verhaald op de freelancers, kwam ik er snel achter dat het niet vanzelf sprak dat ik over geld nooit had hoeven nadenken. Ik was toen pas gescheiden en maakte voor het eerst van mijn leven mee dat er blauwe enveloppen op de mat vielen die zich niet lieten negeren, want deed ik dat wel, dan kwamen er steeds korzeliger aanmaningen van deurwaarders achteraan, en tenslotte ook nog de deurwaarder zelf. Mijn probleem werd me steeds duidelijker: er kwam minder geld binnen dus zou ik moeten bezuinigen! Maar waarop? En op de een of andere manier hielden mijn hersens het tempo van die noodgrepen nooit goed genoeg bij, want juist als ik er wat aan begon te wennen dat ik mijn volkstuinhuisje zou moeten verkopen, realiseerde ik me alweer dat ook de auto er waarschijnlijk aan zou moeten geloven. En dan was ik nog lang niet klaar, want achter elk offer dat ik bracht doemden nieuwe zorgen op. T-shirtjes die nog met rafels aan elkaar hingen, afgetrapte pumps, een ijskast met een deur die niet sloot: alles in huis toonde sporen van verval, het was angstaanjagend.
Maar het absolute dieptepunt bereikte ik toch pas toen er een dusdanig groot gat viel in mijn begroting dat ik twee maanden achtereen de huur niet kon betalen en dat geld van een vriendin moest lenen. Want dat was mijn ergste nachtmerrie: dakloos worden. Ik schreef in die tijd een serie artikelen over de nieuwe armoede van mensen, en een van mijn informanten woonde inmiddels op een kampeerterrein in een yurt: ze bleef er zelf heel kalm onder, wat ik bewonderenswaardig vond, en daar heb ik in die periode vaak een voorbeeld aan proberen te nemen, maar zonder veel succes.
Inmiddels ben ik financieel weer opgekrabbeld, de belastinginspecteur is tegenwoordig erg tevreden over me, en ik heb weer wat van mijn gemoedsrust hervonden, vooral als ik kijk naar mijn twee poezen die er nooit aan hebben getwijfeld dat een huis met centrale verwarming toch wel het minste was waar ze aanspraak op konden maken. Over een poosje voel ik me waarschijnlijk ook weer zo, maar nu nog even niet, daarvoor zit de schrik er te diep in.
Emma Brunt is publicist en socioloog.