Een ijsvogeltje! Een van de Big Five van Noord flitst voorbij. Natuurkenner Joost Janmaat pleit met zijn boek Het Wilde Noorden voor uitbreiding van de stadsjungle.
Door John Jansen van Galen
Joost Janmaat (44), historicus en natuurkenner, is directeur van het Amsterdamse 4 & 5 mei Comité. Razend drukke tijd nu, nog geen maand voor die data. Maar voor de natuur in Noord maakt hij, verrekijker om de nek, graag een paar uur vrij.
Vanaf de Nieuwendammerdijk stappen we het Rietland in. “Mooi die groene gloedjes”, wijst hij op de meidoorns. “Hier lopen we feitelijk de oude Zuiderzee in: buitendijks land, aangeplempt met slib uit de Amsterdamse grachten.” Het pad wordt modderig en de wind wakkert aan. “Dit is eigenlijk het Amsterdam van 750 jaar geleden”, zegt Janmaat. “Moeras, water met hier en daar een terpje.”
We volgen het zijkanaal K dat hij de Blue Lagoon van Noord noemt, omdat je er zoveel vogels aantreft. Meteen al horen we het winterkoninkje, zien de zanglijster en de blauwe reiger. “In Florida verkopen ze cruises van twee dagen om die te kunnen zien. In Noord zijn wij er rijk aan. We horen de koolmees die volgens Janmaat steeds ‘tietekont, tietekont’ roept en door zijn piepende zang ook wel ‘de fietspomp’ wordt genoemd. Even later flitst het metallic blauw van een van de Big Five van Noord voorbij: een ijsvogeltje! “Wat denk je? Met een snelheid van zo’n wel zestig kilometer.”
Oer-IJ
We zijn in wat hij de Gouden Driehoek van de natuur in Noord: hier raken het Vliegenbos, het Rietland en het uitgestrekte terrein van Albemarle elkaar aan de oevers van het brakke Zijkanaal K. Albemarle is in potentie het meest biodiverse industrieterrein van Nederland, omdat het helemaal omhekt is en dus ontoegankelijk, is het geweldig voor alle rustminnende dieren.”
Vaste bewoner is de vos en onlangs is bij deze fabriek van katalysatoren een reebok aangetroffen die over het IJ was komen aanzwemmen. “Dit is het oer-IJ,” zegt hij, “de monding van het riviertje de Die, waarvan Bas Kok schreef dat het de oorsprong van de stad is geweest. “Water was hier fundamenteel. Vandaar dat al die stroompjes en plassen in Waterland als naam maar één letter hebben: de Aa, de Ee, het IJ en de Die, wat feitelijk de I betekent.” De sloten die we tussen de bomen zien staan in open verbinding met het IJ. “Daardoor zijn er hier stekelbaarzen, soms zoutwatervissen.”
We steken een brugje van kale takken over, en Janmaat steekt de verslaggever een handje toe. Ondertussen lijkt de wind wel stormkracht te bereiken, het geboomte knarst en kraakt en hij houdt even zijn pas in. “Moeten we niet terug gaan? Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat ik een journalistieke veteraan liet omkomen.”
Wind is, nu overstromingen zelden meer voorkomen, eigenlijk de laatste factor die voor ‘natuurlijke dynamiek’ zorgt, zegt hij: een kracht die bomen velt, zoals we in de laatste storm zagen, en daardoor ruimte maakt voor jongere soortgenoten. Maar als we telkens mensen ontmoeten met wel acht à tien honden bij zich, zegt hij monter: “Dat neemt hand over hand toe. Wie weet gaan die hondenuitlaatservices, als ze veel van die dieren hier brengen, voor een nieuwe natuurlijke dynamiek zorgen.”
“We zijn op 3 minuten van café ’t Sluisje en we kunnen al verdwalen of omkomen een vallende tak of boom”, lacht Janmaat, “Dit is een van de laatste levensgevaarlijke gebieden in de stad. Het is pure wildernis en dat komt doordat het niet wordt beheerd.” Paden ontstaan als wandelaars ze maken, bruggetjes zijn geïmproviseerd. “In een stad waar alIes is bedacht en aangeharkt, blijft hier de overheid overal van af, laat ze de natuur haar gang gaan.”
Jezusboom
“Kijk, een sporenval”, zegt hij. Een modderpoel op een zandpad op de bodem waarvan je kunt zien wat de afgelopen nacht is gebeurd. Was er een vos? Maar we vinden alleen de sporen van een bruine rat. Hij wijst op een door een grote bonte specht uitgehold nestkastje voor mezen. En dan: “Kornoelje! Ken je het verhaal? Heet ook Jezusboom, vroeger een machtige woudreus. Van het hout zou het kruis waarop Christus werd genageld zijn gemaakt, waarna God er voor straf een struikje van maakte. Maar God. Barmhartig, zorde ook er ook voor dat het een kruisvormig bloempje kreeg dat ek jaar met Pasen bloedt aan de uiteinden van de vier blaadjes.”
Eigenlijk speurt hij al de hele middag naar de havik. ..Twee jaar terug huisde die in het Vliegenbos, als de ‘koning van Noord’, maar dat paartje ging dood. Het wachten is op een jong stel. Gisteren kreeg Janmaat een melding dat hier in het Rietland een havik is gezien. We zien een flits van een roofvogel. Havik? Buizerd? “Lastig te zien bij deze straffe wind die er staat, moeilijker omdat de buizerd zich dan minder breed maakt en hun silhoueten meer gelijk worden. Het silhouet van de havik is normaal harder. Normaliter is de havik slanker, het is een superexplosieve vogel, terwijl de buizerd lui als een natte krant langs waait. Het havikenmannetje vangt merels en kraaien, het havikenwijfje, dat groter is, houtduiven.” Maar we zien er hier vandaag niet één. “Kijk: een formidabel nest!” Wij er op af maar het blijkt het royale onderkomen van een zwarte kraai.
Met bewondering, alsof hij hier voor het eerst is, kijkt hij naar een enorme oude wilg. “Een kathedraal op zich!” Even later naar een ‘tapijt van aardbeien’ op de bodem van het bos. “En daar kers, appel, vlier, hazelnoot, framboos, malse meidoorn: allemaal voedsel! Je zou hier kunnen overleven!”
Janmaat wil, ook met het boek Het Wilde Noorden, de natuur in Noord ‘beschermen en uitbreiden’. Uitbreiden? Komt het niet neer op verdedigen wat er is? Daar denkt hij anders over: “De stad is een landschap, een natuurgebied waar ook mensen wonen.”
Pas nog zag hij bij het Distelwegveer, een bord: “Asbest. Toegang verboden.” “Daar had beter kunnen staan: “Stadsnatuur. Wild welkom!” Want het is vooral een kleine stedelijke jungle. Met een beetje fantasie kan nog zoveel stadsnatuur worden geschapen!’
Het Wilde Noorden, € 18,50, via de boekhandel en de webshop van Excelsior Recordings.