Woonmarktexpert Cody Hochstenbach vindt dat de woningcorporaties de laatste jaren te veel sociale huurwoningen hebben verkocht.
Hochstenbach is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, met stadsgeografie en woningmarkt als speerpunt. In een lezing die hij onlangs in debatcentrum De Balie hield had hij het over de ‘schaamte, frustratie, angst, stress en wanhoop’ die de wooncrisis veroorzaakt.
Hij vindt dat de Nederlandse volkshuisvesting ‘in de uitverkoop is gedaan’, zo zegt hij in een interview met de Volkskrant. Als voorbeeld noemt hij zijn eigen moeder, die in Maastricht woont. Haar woning is verkocht aan een Duitse belegger, die de woningen vervolgens liet verpieteren. ‘De verf bladdert van de kozijnen af, de schimmelplekken in de douche worden almaar groter.’
Het gaat in het woondebat te veel gaat over aantallen en te weinig over ‘het belang van een veilig en prettig huis’, vindt Hochstenbach. Het stoort hem dat het debat over de wooncrisis pas op gang is gekomen nu de middenklasse moeilijk aan een koopwoning komt ‘omdat ze steeds worden overboden door beleggers.’ Hij snapt dat dit vervelend is, ‘maar uiteindelijk is het toch minder erg dan wanneer je ècht op straat staat of elke dag in onzekerheid leeft.’
PvdA
De universitair docent heeft ook kritiek op het Amsterdamse gemeentebestuur, dat in de periode 2006-2010 besloot om 75.000 sociale huurwoningen te verkopen, om zo meer kapitaalkrachtige bewoners aan te trekken.
Hochstenbach vindt dat vooral een partij als de PvdA weer een voorbeeld zou moeten nemen aan haar eigen, sociaal-democratische voormannen, zoals de wethouders Floor Wibaut en Jan Schaefer. ‘Op een gegeven moment is er genoeg gebloed.’
