Turk, yup of tata, wie bepaalt dat?

Van migrantenkind in een achterstandswijk tot succesvol docent op de universiteit. Wanneer zijn oude middelbare school hem vraagt daarover een praatje te houden, realiseert Sinan Çankaya zich dat dit maar een deel van het verhaal is. Hij schreef een boek over al zijn identiteiten.

0
1789
Tekst Elizabeth Venicz | Beeld Sandra Hoogeboom

Als Sinan Çankaya tijdens Koninginnedag in Amsterdam aan een dronken F-sider vertelt dat hij als Nijmeegs jochie nog voor NEC heeft gevoetbald, kan hij zich nog net op tijd uit de voeten maken. Een NEC-fan is Çankaya allang niet meer maar voor de schuimbekkende Ajax-aanhanger blijft hij de tegenstander.

Op zijn Nijmeegse middelbare school moet Sinan, die is geboren in Nijmegen, zich keer op keer verantwoorden voor de prestaties van het Turkse voetbalelftal. Van de weeromstuit wordt hij hun trouwste supporter. Zomaar twee voorbeelden uit zijn boek Mijn ontelbare identiteiten. Over hoe het kan botsen. Dat beeld van jezelf en hoe anderen je zien.

Çankaya moet dan ook even nadenken over hoe hij zich zal voorstellen aan de MUG-lezer. “Ik ben antropoloog. Ik meng me in het publieke debat en schrijf over maatschappelijke kwesties.” Hij kan ook zo beginnen: “Ik ben geboren in Hatert, een achterstandswijk in Nijmegen.”

Het raakt me nog steeds, zulke opmerkingen, maar zo werkt het

Sinan Çankaya formuleert zorgvuldig. Met veel bijzinnen die alles wat hij zegt nuanceren. Hij vertelt hoe zijn moeizaam Nederlands sprekende moeder hem niet kon helpen met zijn huiswerk vroeger. “Maar de moeder van mijn jeugdvriendjes Wesley en Danny, die wel goed Nederlands sprak, kon dat ook niet.” Een belangrijke nuance vindt hij.  “We zagen onszelf in Hatert wel als Turken, Marokkanen of Nederlanders, maar uiteindelijk hadden we meer gemeen dan we dachten.”

Dat is precies wat er mis gaat in het publieke debat. “Politici weten de afgelopen tien jaar vakkundig belangrijke problemen te presenteren als probleem tussen etnische groepen. De mensen aan de onderkant van de samenleving zijn elkaars concurrenten gemaakt. Al dat racisme verblindt ons voor het werkelijke probleem: de grote maatschappelijke ongelijkheid.”

Op zijn witte middelbare school wordt Çankaya voortdurend aangesproken als Turk. En niet alleen als Nederland tegen Turkije moet voetballen. ‘Geleidelijk nam ik de rol van Turk op me.” Hij kust zelfs de Turkse grond als ze daar na een vermoeiende autorit arriveren. Maar op de universiteit staat hij ineens aan de andere kant. In een panel over de mislukte coup in Turkije krijgt hij het aan de stok met nationalistische Turken in de zaal. En tegelijk realiseert hij zich: zo was ik ook.

Alleen als je je durft uit te spreken, gaat er iets veranderen

Als  kind stuurt zijn moeder hem regelmatig naar  een verre supermarkt als de melk daar een paar cent goedkoper is. Kan armoede ook deel van je identiteit worden? “Daar ben ik wat voorzichtig in. Dan is het net of je zegt dat het iemands eigen schuld is, en zo is het natuurlijk niet. De overheid is wel heel repressief naar mensen aan de onderkant van der samenleving. Je moet je voortdurend verantwoorden en dat grijpt in op je zelfbeeld. Het roept schaamte op, het gevoel dat je faalt.”

Als hij tien is neemt zijn vader hem een keer mee naar de kleine matrassenfabriek die hij samen met twee collega’s heeft opgezet. Na een dag spelen tussen de veren en ander vulmateriaal zijn Sinans ogen rood van het stof. Precies wat zijn vader hem duidelijk wil maken. “Mijn zoon elke dag hap ik stof zodat jullie straks kunnen studeren. Richt je op school, dan hoef je dit werk niet te doen.” Op de universiteit geniet hij van zijn nieuw identiteit als intellectueel. Met twee studiegenoten zit hij op ‘een donkere nevelige zolderkamer’ eindeloos te discussiëren. Hoewel hij vraagtekens gaat zetten bij zijn geloof, ‘ik ben fundamentalistisch agnost’, blijft die keurige academische wereld hem geregeld aanspreken als ‘de moslim’. Wat hij nou vindt van Sharia-rechtbanken vraagt een documentairemaker hem. “De vraag overrompelde me. Steeds meer voelde het alsof ik terecht stond voor een Sharia-rechtbank.” Zijn antwoord komt niet in de documentaire. Te genuanceerd.

Bij de politie, waar hij onderzoek gaat doen, is het racisme openlijker. Hij moet zich steeds opnieuw identificeren en wordt regelmatig aangezien voor de schoonmaker of voor een verdachte.

Inmiddels heeft hij er weer een identiteit bij. “Doordat ik lesgeef op de universiteit heb ik een huis kunnen kopen in de Kolenkitbuurt, ook ooit een achterstandswijk, maar nu ben ik een van de nieuwe yuppen daar. Al voldoe ik niet helemaal aan het ideaalplaatje. En zie ik hoe de oude bewoners, en dat zijn in deze buurt vooral Turkse en Marokkaanse gezinnen, de stad uit worden gedreven.” Hij voelt zich thuis in zijn buurt. Al is hij ook daar soms een vreemde eend in de bijt. “Je praat tata,” zegt een van jongens uit de buurt als ze proberen uit te leggen waarom Çankaya niet een van hen is.

De overheid is wel heel repressief naar mensen aan de onderkant

Zijn boek begint met de mail van zijn middelbare school of hij iets wil komen vertellen op hun reünie als ‘leerling die over grenzen is gaan kijken’. “Wat wil je dat ik zeg,” vraagt hij nog. Maar dat gaat hij niet doen, vertellen wat ze willen horen. Want dit is ook de school waar hij, toen hij te laat  kwam, door zijn geschiedenisleraar voor de hele klas belachelijk werd gemaakt. ‘Jongen, het zal nooit, nooit maar dan ook nooit wat met je worden!’ Die geschiedenisleraar is Nico Konst een van de voormannen van de extreemrechtse Centrumpartij. Een leerkracht die wel vaker gekleurde leerlingen vernedert.

Vond hij dat niet lastig, om de bederver van het feest te zijn? “Het is nooit leuk. Maar alleen als je je durft uit te spreken, gaat er iets veranderen.”

Het boek eindigt met een nare mail van een lerares die de lezer als een stomp in de maag treft. Die stomp voelde hij ook. “Het raakt me nog steeds, zulke opmerkingen, maar zo werkt het. Pas als je de norm bekritiseert, komt de agressie naar boven die je al die tijd hebt gevoeld. Alleen zo kun je iets in beweging brengen.”


Sinan Çankaya (1982) werd geboren in Nijmegen, studeerde Culturele antropologie in Utrecht, deed onderzoek naar etnisch profileren bij de politie en werkt nu als universitair docent aan de VU. Dit voorjaar verscheen zijn boek: ‘Mijn ontelbare identiteiten’ bij de Bezige bij.

advertentie Regenboog Groep

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in