De Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) organiseert samen met Instituut Voor Natuureducatie (IVN) een reeks literaire natuurwandelingen door Amsterdamse wijken. Telkens is het startpunt een OBA-filiaal. Met een OBA-pas zijn deze wandelingen gratis; zonder betaal je €5,-. MUG mocht uiteraard ook gratis mee. Voor de mei-editie verzamelen we in de openbare bibliotheek van Molenwijk, diep in Amsterdam-Noord. Er zijn een vijftiental deelnemers, onder wie een kras Amsterdams echtpaar van halverwege de tachtig. Na de gemoedelijke ontvangst met thee, koffie en koek gaan we naar buiten. Waar de vogeltjes fluiten inderdaad, als in het liedje. We zijn nog maar enkele tientallen meters op pad als onze gids ons op de bijzonderheid wijst: een op het oog vrij gewone boom.
Gids Arend Wakker, enthousiast vrijwilliger en bestuurslid bij IVN: “Deze kers bestaat eigenlijk uit twee bomen. De onderstam is een zoete kersenboom, zoals we die veel in Oost- en Zuid-Nederland vinden; de bovenstam is een Chinese of Japanse kersensoort, geselecteerd op de mooie bloesem. Deze soorten wortelen slecht in Nederlandse bodems en de techniek om twee van die stammen te verbinden heet enten. Alle fruitbomen in de Betuwe zijn enten; een groot deel van onze Amsterdamse laanbomen ook!”
Wakker schat de leeftijd van de kersenboom op zo’n vijftig jaar, ongeveer even oud als de wijk. “Een halve eeuw geleden is het enten van de toen nog dunne stammetjes goed gegaan. De sapvaten zijn op elkaar aangesloten gebleven. Maar zo’n bovenstam wordt ook wel eens afgestoten. Dat heet met een mooie term uitgestelde onverenigbaarheid.”
“Dat heb je met huwelijken ook wel eens”, grapt een van de wandelaars. “Die houden we erin!” stelt een ander. We lopen verder.
Herderstasje
Even later staan we in het groen tussen korte galerijflats, die haaks op elkaar staan. Arend Wakker: “Dit is een binnenruimte, met heel hoge bomen. Die zorgen voor een mooi groenachtig licht tussen de flats, alsof je in een aquarium woont.”
De bomen in kwestie zijn populieren. Snelle groeiers die volgens Wakker niet al te oud worden. “De honderd halen ze niet. Ze worden door de gemeente regelmatig gecontroleerd op takbederf, want er wonen hier wel mensen en die moeten natuurlijk geen tak op hun hoofd krijgen.”
In een perkje verderop wijst Wakker ons op een gewas dat door velen wordt aangezien voor onkruid. “Dit plantje komt uit onze jeugd en is vernoemd naar de vorm van het blad, of het vruchtje eigenlijk: herderstasje. Herders zijn er al lang niet meer, maar door dit plantje weten we nu nog hoe een herderstas er heeft uitgezien. Als kind heb ik ze veel opengepeuterd, want de zaadjes kun je eten.” Arend demonstreert het ons ter plekke. Het smaakt naar tuinkers.
Meidoorn
“En dit is muisgerst, ook wel kruipertje genoemd. Als je die in je mouw steekt, kruipt die langs je arm omhoog. Je kunt er eindeloos mee spelen en zo’n kruipertje stiekem in iemands kleren doen. De korrels die erop komen, smaken naar brood en het zetmeel daarvan wordt door de enzymen in je mond omgezet in suiker. Ja, je mond is net een chemische fabriek!”
We lopen langs hoog opgeschoten meidoorn, waarvan de schermvormige bloesem al bijna is uitgebloeid. Vogeltjes zingen hoog boven het voorbijrazend verkeer. We zien bomen die omarmd worden door een zee van klimop; weer andere zijn van boven tot onder ingeweven door spinselmotten of kardinaalsmutsstippelmotten. “Het ziet er dramatisch uit maar die bomen overleven dat. Ze zullen voor een tweede keer uitlopen en dat wordt sint-janslot genoemd, naar de katholieke feestdag op 24 juni.”
Af en toe wordt de wandeling en toelichting afgewisseld met het voorlezen van enkele alinea’s literatuur die toepasselijk is voor de omgeving. Hij wordt daarbij bijgestaan door organisator Anne-Mariken Raukema, die namens de OBA meeloopt. Maar het gaat deze middag toch vooral om de natuur. “Oh moet je eens kijken!” roept Arend Wakker. “Ik weet niet hoe ie heet, maar het is een heel mooie grassoort. Als je één zo’n stengeltje in een klein vaasje zet heb je al een klein kunstwerkje in huis!”
We naderen de Oostzanerdijk, het oudste bebouwde gedeelte van deze wandeling. Daarna gaat het weer omlaag, langs akelei en Kaukasische vleugelnoot, een sierlijke boom met groene draadjes, waaraan straks nootjes komen te hangen. “Nee, die nootjes kun je niet eten, maar ik heb er nog nooit iemand van zien omvallen. Het zijn kijknootjes.”
Berken in de blubber
We bereiken Tuindorp-Oostzaan, een laagbouwwijk met prachtige arbeidershuisjes. “Door de aanwezigheid van de scheepswerven was hier volop werk en daarom werd besloten hier ook arbeiders te vestigen. Deze buurt was bedoeld om arbeiders een mooie woning te geven, maar er zat ook het vooroorlogse socialistische verheffingsidee achter. Geen kerken en kroegen, maar wel een plek waar mensen zich konden ontwikkelen. Tegenwoordig wordt dat verheffingsideaal als betuttelend gezien”, mijmert Arend Wakker. Hij zegt er niet bij dat Forum voor Democratie tegenwoordig de grootste partij is in Tuindorp-Oostzaan, en dat gemeenteraadslid Annabel Nanninga sociale huurwoningen in de stad maar belachelijk vindt. Wakker: “Dat socialisme van voor de oorlog heeft wel mooie wijkjes opgeleverd: voor de huidige begrippen is het haast een vakantiepark!”
Gids Arend Wakker leest een stukje proza voor, maar deze literaire wandeling staat toch vooral in teken van de natuur in Tuindorp-Oostzaan
Het Kleine Zonneplein is volgens onze gids gemodelleerd als een brink: een stukje platteland dat naar de stad is gebracht. Op het pleintje staan berken, bomen die je op de zandgronden van Drenthe verwacht en niet in de Noord-Hollandse blubber.
Krabbenscheer
We wandelen verder en bereiken het ‘grote’ Zonneplein, met in het midden ’t Zonnehuis, het gemeenschapshuis van de buurt waar de arbeiders zich konden verheffen. Aan de achterkant prijkt een beeldengroep van Willem IJzerdraat en Marinus Vreugde. Het is de middag van de mooie namen. “Ze verbeelden en idealiseren het modelgezin,” doceert Arend Wakker onvermoeibaar voort, “vader en moeder in het midden en zoon en dochter links en rechts. Een klein gezin werd toen het ideaal: twee kinderen, dan stoppen.”
We lopen door een van de straatjes die uitlopen op het Zonneplein. Buurtbewoners zijn druk bezig in de tuintjes. Onze kleine processie baart enig opzien. “Vroeger wilden ze hier nog niet begráááven worden”, laat een local ons luidkeels weten, “en nu zijn we een bezienswaardigheid. Wat een lachertje hè?”
Via een paradijselijk buurttuintje met ginkgo, Japanse esdoorn en krabbenscheer belanden we op het Orionplantsoen, waar een eeuwenoude iep in het midden van een grasveld staat. “Ah, dit is pas een boom! Sommige bomen groeien langzaam, zoals eiken en beuken. Wilgen en populieren groeien juist weer heel snel. De iep zit daar een beetje tussenin. Een iep herken je aan de iepencentjes, vruchtjes zo plat als een dubbeltje met soms een nootje. Meerkoeten zijn er dol op en eenden lebberen ernaar in het water. Die iep met al zijn brede stammen is zeker 100 jaar oud, misschien wel 120. De doorsnee van de stam bepaalt zijn leeftijd.”
Groot hoefblad
We lopen langs de Bethelkerk en door het park. Onze gids demonstreert hoe je van het groot hoefblad een zonnehoedje kunt maken. We leren nog wat over de verwoestende opmars van de Japanse duizendknoop, een lastig te bestrijden immigrant. Arend laat ons zien en proeven wat ‘zuigertjes’ zijn, de witte bloesempjes van de dovennetel met dat tuitje, waaruit je de nectar kan zuigen. “We moeten onze kinderen weer leren te spelen met planten!” Het einde van onze wandeling is in zicht. In de verte doemt het winkelcentrum al op, met naast de OBA de Volendamse viskraam van De Boer & Klouwer. We nemen afscheid. Na al die levendige natuur is het de hoogste tijd voor gefrituurde fauna in de vorm van een gebakken visje.
De volgende literaire natuurwandeling is op zaterdag 21 juli en begint bij OBA Mercatorplein (aanvang 13.00 uur). Daarna zijn er nog vijf, telkens vanaf een ander OBA-filiaal. Zie voor de data oba.nl