Door Amma Asante
Decennialang is het sociale zekerheidsstelsel uitgekleed met als argument dat het onbetaalbaar en dus onhoudbaar werd. De gevolgen zijn een enorme kloof tussen werkenden en niet-werkenden, tussen mensen met een vaste baan en zzp’ers en tussen mensen die gezond zijn en mensen met een beperking. Het is verbazingwekkend te zien wat mensen meemaken als hen iets overkomt, hoe regels anders werken dan je zou verwachten. Het wordt tijd dat de sociale zekerheid weer doet waarvoor het is bedoeld: zorgen voor fatsoenlijke middelen van bestaan voor mensen die pech hebben en tegen problemen aanlopen.
Neem de Algemene Nabestaandenwet (anw), die in 1996 de Algemene Weduwen- en Wezenwet opvolgde. De LCR bepleit de achterblijvende partner beter te voorzien van een fatsoenlijk inkomen, totdat hij of zij zijn leven weer op orde heeft en (weer) in staat is om een eigen inkomen te verdienen. Er moet een verplichte collectieve spaarmogelijkheid of verzekering komen om de kosten en financiële beslommeringen na een overlijden te overbruggen.
Bij de totstandkoming van ons advies spraken wij met weduwen en weduwnaars. Babette verloor haar man tijdens een zomervakantie in 2015 plotseling aan hartfalen. Zij bleef achter met verdriet, inkomensdaling, administratieve chaos en een dochter van zestien. Tijd om na te denken kreeg ze niet door al het geregel: ‘We zaten in Frankrijk. Er werd geen hulp geboden en er was geen tijd meer voor mijn dochter om haar vader nog te zien. Wij vlogen terug op zondag, mijn man volgde woensdag. Anderhalve week na de uitvaart zat ik alweer achter mijn bureau, met een sterk verminderd concentratievermogen en ontzettend moe. Na mijn werk begon dan thuis het andere werk; overzicht zien te krijgen in alle administratieve zaken. Niemand die je daarmee helpt.’ En dan al die bureaucratie, verzucht Babette. ‘Steeds bewijzen dat je echt de weduwe van je overleden man bent.’
Na vier maanden bleek rouwondersteuning gewenst voor de dochter. Dat ging niet zomaar. ‘De gemeente bleek geen contract te hebben afgesloten met de enige praktijk voor rouwbegeleiding aan jongeren in onze regio.’ Babette besloot niet af te wachten, belde het ministerie van VWS en kreeg het advies een pgb te regelen.
Er was geen overlijdensrisicoverzekering voor haar man. De premie hiervoor was niet op te brengen. Reden? Hij had een paar jaar eerder een klein hartinfarct gehad. Nabestaandenpensioen via zijn werk was er gelukkig wel maar daarbij kreeg zij te maken met drie pensioenfondsen, met ook ieder verschillende regelingen voor haar dochter. Het ene fonds keert uit tot het 21e levensjaar en het andere tot je 27e, met allerlei zware voorwaarden zoals een onafgebroken studie. Tot overmaat van ramp viel na drie jaar een naheffing van de Belastingdienst op de mat. Een maand later volgde ook nog een naheffing voor te veel ontvangen Kindgebonden Budget. Een totaalbedrag van €4.000,-.
Waar tot 1996 een weduwe recht had op de Algemene Weduwen- en Wezenwet, waarbij ook sprake was van een halfwezenpensioen, is er daar voor nabestaanden zonder kinderen onder de 18 jaar en die niet voor minder dan 45 procent arbeidsgeschikt zijn, geen recht op anw. Mensen worden geacht zelf een regeling te treffen ter bescherming van inkomensverlies bij overlijden van een partner. Dat kan deels via secundaire arbeidsvoorwaarden bij de werkgever – de zogeheten tweede pijler – of via een zelf af te sluiten pensioenverzekering – de derde pijler. Echter, ook deze pensioengebonden regelingen zijn aan erosie onderhevig. Tijd dat de overheid haar verantwoordelijkheid pakt en het stelsel weer aankleedt, want nabestaanden met nog meer ellende achterlaten kan nooit de bedoeling zijn geweest.
Amma Asante is voorzitter van de
Landelijke Cliëntenraad (LCR)