Sven Heinen heeft zich jarenlang ingezet voor de MakelaarsVereniging Amsterdam (MVA). Ik heb altijd prettig met hem samen-gewerkt. Hij neemt nu afscheid als MVA-voorzitter met de boodschap dat de huizenprijzen hoger worden onder een links stadsbestuur. Deze uitspraak mist elke onderbouwing.
Het was nooit een geheim dat Heinen als voorzitter van de MVA een woningmarkt nastreefde met zoveel mogelijk koop en verkoop van woningen. Logisch, dat is het bestaansrecht van makelaars. Maar het stadsbestuur moet naar de gehele woningmarkt kijken, niet alleen naar de koopsector. En een stadsbestuur dat op sociale huurwoningen en middeldure huurwoningen inzet, matigt daarmee juist de prijzen. Linkse partijen willen voldoende woningen zijn die sociaal worden verhuurd en niet afhankelijk zijn van de gekte van de markt. Nu is ongeveer 40 procent van de Amsterdamse woningen gevrijwaard van de prijsopdrijvende markt. Dat is een zegen voor de stad en dat moeten we koesteren.
Bij de overige 60 procent bepaalt de markt de prijs van de woning. En die markt doet onverwachte dingen. De prijzen van koopwoningen zijn sinds 2010 met 50 procent gestegen. Een klassieke econoom zou dan denken: ‘Als er maar meer marktwoningen zijn, leidt dit vast tot lagere prijzen.’ Helaas is het niet zo eenvoudig. Al in 2013 werd in het parlementair onderzoek Huizenprijzen geconcludeerd dat de financieringsruimte de prijs opdrijft en dat het aanbod van woningen nauwelijks een rol speelt. Een conclusie die nog even actueel is, want terwijl er in Amsterdam de afgelopen jaren recordaantallen woningen zijn gebouwd, daalde de prijs niet maar steeg die juist enorm.
Dat heeft meerdere oorzaken. De economische groei van de afgelopen jaren speelt een belangrijke rol, net als de lage hypotheekrente en de komst van veel buitenlandse kenniswerkers. Daarnaast worden woningen steeds vaker gezien als financieel product. Beleggers investeren naar hartenlust in woningen om ze duur te kunnen verhuren. Met prijsopdrijvingen tot gevolg.
De uitdaging waar onze stad nu voor staat, is te zorgen dat deze prijsopdrijvingen Amsterdammers niet de stad uitjagen. Een muur om de stad kunnen we niet bouwen en ook de rentestanden kunnen we niet veranderen. Daarom hebben we woningen nodig waar op woekerwinst beluste beleggers geen grip op krijgen.
In de eerste plaats zijn dat sociale (corporatie)woningen. Maar ook voor mensen die net te veel verdienen om een sociale woning te huren, hebben we woningen nodig die gevrijwaard zijn van prijsopdrijvingen. Amsterdam bouwt veel nieuwe woningen waarvan de huren langdurig betaalbaar blijven. Ook onderzoeken we of we kopers kunnen verplichten om de woning zelf te betrekken. De minister kan helpen door ook de prijzen van bestaande huurwoningen te beteugelen.
Tot slot moeten we natuurlijk vooral bouwen, bouwen, bouwen. Dat heeft geen enorm effect op de prijzen maar is gewoon nodig om aan de vraag naar woningen te voldoen. Er moeten veel betaalbare woningen bijkomen voor mensen met een laag of middeninkomen, en in nieuwbouwbuurten zullen ook koopwoningen worden gebouwd. Zo blijft er ook voor makelaars de komende jaren genoeg te doen.