Hij is mede-bedenker van de bijverdienpremie voor parttime werkenden in de bijstand. En nu komt er een bonus voor wie weer aan een baan begint. De missie van wethouder Rutger Groot Wasssink.
Tekst Joost Ramaer
Rutger Groot Wassink is een van de initiatiefnemers van de ‘bijverdienpremie’. Amsterdammers in de bijstand die naast hun uitkering parttime weer aan het werk gaan, krijgen twee keer per jaar een premie uitbetaald die kan oplopen tot, omgerekend, 219 euro per maand. “Dat lijkt weinig”, zegt de Amsterdamse wethouder van Sociale Zaken namens GroenLinks in zijn werkkamer op het stadhuis. “Maar het is een substantieel bedrag voor mensen die per maand soms maar honderd euro vrij te besteden hebben.” Hij is er ‘trots op’ dat de premie inmiddels navolging krijgt: Doetinchem, Aalten, Wageningen, Rotterdam en Leeuwarden voerden hem in of experimenteren ermee.
De bijverdienpremie moet bijstandsontvangers helpen de overgang te maken naar betaald werk zonder in de beruchte ‘armoedeval’ te kukelen. Als zij gaan werken, gaan zij vaak drastisch minder verdienen, doordat zij, behalve de bijstand, allerlei toeslagen en andere bijzondere inkomensvoorzieningen kwijtraken. “Hoeveel minder, is voor een leek bijna niet uit te rekenen”, zegt Groot Wassink. “Moeten we het dan gek vinden dat mensen liever in de bijstand blijven?”
Toen hij vier jaar geleden wethouder werd, telde Amsterdam nog veertigduizend inwoners die van de bijstand leefden. In 2019 verstrekte de gemeente 604,3 miljoen euro aan bijstandsuitkeringen, terwijl zij ‘slechts’ 562 miljoen door het Rijk vergoed kreeg. Dat verschil van 42,3 miljoen euro wilde Groot Wassink terugdringen. Maar dat was niet zijn voornaamste drijfveer om eerst, in 2019, Meer kans op werk te lanceren, en eind vorig jaar Iedereen kans op werk, twee projecten waarmee hij meer mensen uit de bijstand en weer aan het werk hoopt te krijgen.
“Werken levert niet alleen geld op”, zegt hij. “Het is ook goed voor je sociale en andere vaardigheden, voor je netwerk. Regulier betaald werk draagt bij aan je sociale status en aan je gevoel van eigenwaarde. En bovendien is de bijstand geen vetpot.” In Amsterdam ontvangen alleenstaanden dit jaar 1.135,88 euro per maand, 8,5 procent meer dan in 2022; samenwoners krijgen ieder 811,34 euro.
De armoedeval is dé grote barrière die de ontvangers van uitkeringen zoals de bijstand belemmert om weer aan het werk te gaan. Dat is in bijna alle westerse landen zo, en deze olifant staat al zeker twintig jaar in de huiskamer van de politieke beleidsmakers. En toch doen zij weinig tot niets om het probleem op te lossen. Sterker nog, de kabinetten-Rutte hebben het veel groter gemaakt.
“De Participatiewet uit 2015 was gewoon een verkapte bezuiniging door het Rijk”, zegt Groot Wassink. “De gemeenten moesten voortaan de bijstand uitvoeren, maar dan wel voor drastisch minder geld.”
Hij somt op: “Het budget voor reïntegratie op de arbeidsmarkt is met tweederde gekort. De Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten) en WSW (Wet Sociale Werkvoorziening) zijn dichtgezet voor nieuwe toetreders. Tenslotte zijn in Nederland de lonen te laag, en daardoor ook de uitkeringen, want die zijn aan de lonen gekoppeld.”
Kaalslag
Het Rijk laat gemeenten nauwelijks ruimte om deze kaalslag tegen te gaan met eigen beleid. De gemeente Wijdemeren bestempelde een vrouw in de bijstand in 2018 tot fraudeur, omdat haar moeder af en toe boodschappen voor haar haalde. De vrouw moest 7.000 euro terugbetalen. De rechter gaf de gemeente gelijk: de boodschappenhulp door moeder was een ‘kostenbesparing’, terwijl alleen ‘giften’ waren toegestaan. De zaak wekte zoveel verontwaardiging, dat Wijdemeren hem ‘opnieuw’ ging bekijken.
Hij bleek verre van uniek. Een andere vrouw in de bijstand moest 5.000 euro terugbetalen, omdat de vader van haar kinderen iedere maand een paar tientjes zakgeld overmaakte. Een man die voor zijn plezier als online dj actief was, vanuit een radiostudio aan huis, kreeg een aanslag van 65.000 euro, omdat zijn gemeente er zonder navraag van uitging dat hij dat met zijn hobby had verdiend, terwijl die alleen maar geld kostte.
“Bijstandontvangers hebben een inlichtingenplicht”, legt Groot Wassink uit. “Als zij hun gemeente niet zelf informeren, worden zij vaak meteen tot fraudeur bestempeld, ook al hadden zij geen idee dat ze in verzuim waren. Sommige gemeenten zijn dan ook veel strenger dan Amsterdam.” De bijverdienpremie is vormgegeven als een ‘gift’. “Bovendien gaan wij het maximum voor giften optrekken van 1.200 naar 1.800 euro per jaar.” Daarnaast studeert het stadhuis op een ‘uitstroompremie’ voor wie de bijstand verruilt voor betaald werk.
Strijd
Weer aan het werk blijft een taaie strijd, voor de gemeente en voor de Amsterdammers in de bijstand. Met Meer kans op werk hoopte Groot Wassink hun aantal te halveren. De gemeente ging in gesprek met achttienduizend mensen, ‘vrijwel alle Amsterdammers die al langdurig in de bijstand zitten’. Er kwamen multidisciplinaire teams om hen naar betaald werk te begeleiden, en banenplannen per stadsgebied en per bedrijfssector, waarvoor de gemeente samenwerkt met ondernemers en maatschappelijke organisaties. Het project kostte twintig miljoen euro.
En toen sloeg het coronavirus toe. “Binnen een paar weken meldden zich veertigduizend mensen bij ons, die door de lockdown ineens geen inkomen meer hadden. Dat was echt ongekend.” In januari 2022 kon de gemeente de balans opmaken. Meer kans op werk hielp niet twintigduizend, maar 2.600 Amsterdammers uit de bijstand en weer aan het werk. Eén lichtpuntje: “Het aantal bijstandsgerechtigden is daardoor nu op het laagste niveau sinds de invoering van de Participatiewet in 2015.” Inmiddels ligt het op een dikke 35.000 – vijfduizend minder dan vier jaar geleden. Dit jaar keert Amsterdam 598 miljoen euro aan bijstand uit, terwijl het Rijk 578 miljoen euro vergoedt. Het gat in de begroting ís dus al gehalveerd: van 42,3 tot twintig miljoen euro.
Voor Iedereen kans op werk heeft Groot Wassink de lat aanzienlijk lager gelegd: nog eens vijfduizend Amsterdammers minder in de bijstand, tot een totaal van dertigduizend. Weer kost dat twintig miljoen extra, dit keer vooral voor intensieve individuele begeleiding naar de arbeidsmarkt, via jobcoaching en het Regionaal Werkcentrum, waarin gemeente, UWV, vakbonden en werkgevers samenwerken. “De angst voor de armoedeval is niet het enige obstakel”, zegt de wethouder. “Te veel werkgevers hebben hardnekkige vooroordelen over mensen die uit de bijstand komen.”
Intussen blijft hij proberen om meer gemeenten te mobiliseren tegen de hardvochtigheid van de Staat. “Ik verafschuw het wereldbeeld achter de Participatiewet. Dat gaat uit van het slechte in de mens. Met elkaar moeten wij een landelijke discussie aangaan: wat hebben mensen nodig?