Gastcolumn
Door Milio van de Kamp
Elke keer dat ik een Kamerlid hoor praten over armoede krijg ik jeuk op mijn lichaam. Van Kaag (“We zullen allemaal een stukje armer worden”) tot Rutte (“De stijgende energierekeningen en hoge inflatie raken iedereen”), de coalitie stuurt aan op het collectief dragen van de lasten maar is onzichtbaar wanneer energieleveranciers recordwinsten behalen (de eenmalige energietoeslag is een druppel op een gloeiende plaat). De kloof tussen de mensen in armoede en de politiek is altijd groot geweest. Ikzelf zag al vroeg hoe onze overheid systematisch faalde in het terugdringen van armoede, zo mochten wij zonder belemmering worden afgesloten van ons gas en licht omdat mijn moeder de rekeningen niet meer kon betalen. Als klein kind jezelf in een ijskoude badkamer met koud water bij de gootsteen moeten wassen, is mensonterend. Toch lijkt de kloof tussen de overheid en mensen in armoede alleen maar te groeien.
Het toeslagenschandaal, de gefaalde Participatiewet, mensen in de bijstand die boetes van duizenden euro’s krijgen omdat ze wat boodschappen van hun moeder aannemen of een oude fiets op Marktplaats verkopen, het zijn voorbeelden van instituten die de connectie met een deel van de samenleving zijn verloren.
Het probleem is dat het juist deze mensen zijn die armoede moeten bestrijden terwijl ze meestal geen idee hebben hoe het is om in armoede te leven. We weten bijvoorbeeld dat mensen met weinig scholing een grotere kans hebben om in armoede te leven of op te groeien. Ruim 91 procent van ons kabinet is afgestudeerd aan een universiteit of hogeschool. Grote kans dus dat weinig van hen ooit zelf in armoede hebben geleefd.
Een verklaring voor de kloof kunnen we vinden bij de Franse denker Pierre Bourdieu. Hij introduceerde het concept ‘distinctiegevoel’, het vermogen om zowel fysiek als mentaal afstand te nemen van ongelijkheid. Doordat politici veelal afkomstig zijn uit stabiele gezinnen waar voldoende mogelijkheden waren, kunnen zij zich niet inleven in de leefwereld van mensen in armoede. Het verhaal van mijn moeder die door haar ziekte de rekeningen niet meer kon betalen, is simpelweg niet herkenbaar voor hen. Betekent dit dat je alleen mensen die armoede hebben ervaren, beleid mag laten maken? Zeker niet. Het gaat echter om inlevingsvermogen en empathie. De doelgroep begrijpen gaat verder dan twee avonden in een buurthuis organiseren en vereist een integrale aanpak waarin ervaringsdeskundigen betekenisvolle input mogen geven. De mensen die hier daadwerkelijk mee te maken hebben (gehad) moeten de rol van ‘expert’ toebedeeld krijgen zodat we eindelijk de kloof kunnen overbruggen.
Milio van de Kamp is socioloog aan de UvA