Van oudsher heeft Floradorp iets anarchistisch. De buurt veryupt, vroeger liep je er zo bij elkaar naar binnen. Maar dat dorpsgevoel is er nog.
door John Jansen van Galen
Het zonnetje straalt, mensen zitten voor hun huizen en Coby Spits, een oudere bewoonster, prijst de buurt: ,,Ik heb drie tuinen: voor, achter en daar.’’ Ze wijst naar een smal balkonnetje op eenhoog, ook vol planten. Naast haar de scootmobiel met nummerbord ELVIS-!. “Ik heb al zijn films en LP’s. Straks een wijntje erbij. Vrijheid!’’
Als we halte Pinksterbloemstraat naderden, vroeg onze kleindochter altijd: “Stappen we uit bij de vakantiehuisjes?’’ En inderdaad, een kind uit Zuid kan op een zonnige dag Floradorp, met zijn roze en zacht grijsblauw gesausde gevels, rode pannendaken en smalle bochtige straatjes voor een Spaans vakantieoord houden.
Maar schijn bedriegt. “Ik krijg met die stijgende prijzen nu alweer meer vrijwilligers’’, zegt Esmeralda Jongmans van stichting Florakokjes. ,,Want die mensen hier hebben dat tientje vrijwilligersvergoeding per dag hard nodig.’’ En ook neemt het aantal klanten voor boodschappenpakketten van de Florakokjes (aanvankelijk 68 per week, op het hoogtepunt van corona 200, nu 131) opnieuw toe. ,,Wij zijn geen concurrent, maar een verlengstuk van de Voedselbank.’’
Jongmans noemt de vrijwilligers van Florakokjes ‘dorpelingen’. Zo noem je elkaar in Floradorp, als je tenminste een ‘echte Floradorper’ bent. “Ik bracht laatst folders rond’’, verwoordt een van hen het dorpsgevoel, ,,En kwam allemaal mensen tegen die ik niet eens ken!’’
De wijk, opgeleverd in 1929, was een nieuwe fase in het grootscheepse woningbouwprogramma van het sociaal-democratische gemeentebestuur (‘Wie bouwt? Wibaut!’). Het verhaal dat de bewoners allemaal uit de Jordaan kwamen, is een fabeltje. Volgens het Historisch Centrum Amsterdam Noord (HCAN) waren ze uit de hele binnenstad afkomstig, waar ze huisden in tot ‘onbewoonbaar verklaarde woningen’ bestempelde krotten. Ze kregen nieuwe woonruimte in Floradorp, met vaak vier slaapkamers! Het bordje ‘Onbewoonbaar verklaarde woning’ aan een gevel in de Pinksterbloemstraat is dorpshumor.
“Rond de Antoniuskerk woonden allemaal katholieken’’, zegt een Floradorper. ,,Daar liep de pastoor door het dorp, maar aan onze kant van de Kamperfoelieweg waren het 90 procent communisten.’’ Je woonde hier niet zo onvrij als in Asterdorp waar om tien uur ’s avonds de slagboom omlaag ging, maar er was ook in Floradorp controle op hygiëne en woondiscipline – de ‘bezoeker’ van de woningdienst kon elk moment aanbellen om rond te snuffelen .
Vanwege een baggerdepot waarop het dorp is gebouwd, kreeg het de bijnaam ‘de Rimboe’ en dat klinkt niet positief. De oma van Suzanna Jansen, schrijfster van Het Pauperparadijs, woonde aan de Floraweg, maar gaf als haar adres liefst de Wingerdweg op, om de hoek: dat klonk minder ongunstig.
Kerstboombrand
Zo’n effect is wederzijds. Toen intendant René van ’t Erve, Floradorper, maar niet van geboorte, hier de eerste ‘volksopera’ van Amsterdam-Noord op touw zette, moest hij wantrouwen overwinnen: hoezo opera, wilde hij de wijk soms voor gek zetten, zocht hij als leuke dorpstypes vooral dronkenlappen? Maar het Romeo-en-Julia-verhaal werd een succes: hoe de liefde van twee jongelui (de ene uit ‘het dorp’, de andere van de iets deftiger Buiksloterdijk) sociale tegenstellingen overstijgt en overwint.
De buurt was er trots op, maar meer op de jaarlijkse Kerstboombrand, waarmee Floradorp het Haagse Duindorp naar de kroon steekt. Het vreugdevuur vlamde eerst op kruispunten in de wijk, maar vanaf 1951 in de groene ‘vallei’ langs aan de Floraweg. Het dorp beleeft zijn identiteit in het gezamenlijk bouwen van een zo hoog mogelijke brandstapel (van kerstbomen, maar vooral pallets) maar ook in het jaarlijkse gevecht met de autoriteiten dat er na een historie van rellen voor nodig is? Toen het vuur wegens corona werd afgelast, lag op Nieuwjaarsdag 2022 in de Campanulastraat weer een stapel verkoolde scooters; brandweerlieden waren aan het nablussen.
Floradorp heeft ontegenzeglijk iets anarchistisch. Als je praat met Patrick van Bronswijk, van zijn stiel elektrotechnicus, maar op zijn 42ste een fulltime ‘buurtvader’, stuit je op grimmigheid over de bureaucratie die al zijn activiteiten zou dwarsbomen, maar ook op een soort plezier in die hardnekkige strijd.
Met zijn kompaan John de Jong zit hij onder de partytent bij het honk van Flora4Life in een hoekje van het parkeerterrein van voetbalclub De Volewijckers aan de Baron de Coubertinlaan. De gemeente stond dit terreintje aan hen af in ruil voor de belofte dat ze de drugsdealers in de gaten zouden houden. “We hingen dus camera’s op’’, zegt Van Bronswijk, “Maar dat is dan weer verboden. Ja, wat wil je dan?’’
Nog zoiets: samen met bewoners van de Buiksloterdijk maakte hij een plan voor een moestuin met ‘wild fruit’. ,,Maar op die plaats mag je dan geen cursussen geven in fruit telen. En waar dat wel mag, is het weer verboden om fruit te telen! Je mag gewoon niks.’’
Camera’s
Hoog aan zijn dakgoten heeft Joop Breurken, vrachtwagenchauffeur van beroep en nu ‘lekker met pensioen’, aan de Binnenhofstraat ook camera’s gehangen. “Kan ik drie maanden mee terugkijken’’, zegt hij op zijn bankje. “Kost een paar centen, maar anders jatten ze die camera’s zo weg.’’ Voor de foto zet hij zijn glas whisky buiten beeld.
“Het dorp zakt weg’’, zegt een oudere bewoner die bij Flora4Life even koffie drinkt. ,,Dat komt van al die schuttingen: vroeger zag je elkaar en praatte met elkaar.’’ “Je liep je zo bij elkaar binnen, de achterdeuren stonden altijd open’’, weet een ander. En nog is dat dorpsgevoel niet weg. Als Flora4Life voor de Palmpaasoptocht, Koningsdag of de Straatspeeldag extra vrijwilligers nodig heeft, doet Joop de Jong gewoon een ‘uitvraag’. Hoe? “Wij kennen ze allemaal.’’
Patrick en hij weten precies hoeveel woningen in het dorp leeg staan: “Maar die komen niet op Woningnet. Ze gaan naar mensen met voorrang.’’ Dus als statushouder of door een beperking, voor die laatste groep is in Floradorp veel ‘gelijkvloers’ beschikbaar. Volgens het HCAN wonen in de wijk relatief veel gehandicapten.
Maar die categorie baart niet de meeste zorgen. “Hier op de Heggerankweg zitten al vijf Syrische gezinnen’’, weet een voorbijganger. Een vrouw wijst naar huizen aan de Floraweg: “Die mensen zijn totaal niet aangepast aan de cultuur van Noord. Ze smijten alle rotzooi gewoon naar buiten. En ik ben geen racist, hè, ik heb een zwarte man en een zwart kind.’’ Zelf is ze druk met een bezem in de weer, op de foto hoeft ze niet zo nodig maar als de fotograaf instelt, poseert ze zwierig als heks.
Jongelui
“De buurt veryupt’’, horen we vaak op onze rondgang in Floradorp, een klacht in veel volksbuurten. “Er komen meer gestudeerde mensen, en kennis is macht. Verderop’’, wijst iemand, “woont een familie al in de vijfde generatie. Dat komt niet meer voor.’’ En dat bevordert de samenhang van de buurt niet. “Die jongelui doen nergens aan mee: te druk, twee banen.’’
“Wij hoorden tot de eerste nieuwkomers,’’ zegt Thomas Möhlmann, dichter en werkzaam bij een uitgeverij. “Niemand wou toen naar Noord, wij woonden er elf jaar heel fijn. Ik was er dol op, lulde met mijn buurmannen en deed mee aan een actie tegen sloopzuchtige jongelui uit andere buurten. Mijn kinderen, nu 10 en 13, zijn er geboren en we gingen er alleen maar weg, naar Castricum, omdat hun ledematen te ver uitschoven voor die krappe vertrekken.’’ Het gaat volgens hem ‘pas mis in zulke buurten als er meer en kapitaalkrachtiger jongelui komen wonen.’
Aan de Kamperfoelieweg stuiten we op vijf dames rond de zeventig, zussen, geboren en opgegroeid en nu een dagje terug in Floradorp. “We speelden hier slagbal op straat’’, vertelt er een, terwijl het verkeer langs raast. “Zo eens in het uur kwam toen een auto langs.’’ Ze wonen nu allang in oorden als Purmerend en gaan straks terug.
In gebouw Antonius, naast de kerk, laat Jongmans de verslaggever wachten want ze is druk met het samenstellen van de pakketten (‘sap en een koekie’) voor kinderen die op woensdag de huiswerkklas volgen. Haar moeder en haar dochtertje helpen haar een handje. Helpen is voor Jongmans een full time betrekking.
Ze kan zich goed voorstellen waarom mensen voor gratis voedsel liever bij Florakokjes komen dan bij de Voedselbank. Het woord ‘toeslagenaffaire’ valt niet maar hangt boven ons gesprek. “Ze zijn bang dat ze net te veel verdienen of dat hun kinderen uit huis worden geplaatst. Ik kijk alleen naar hun minimuminkomen.’’ Wel vraagt ze van iedereen een bijdrage van 2 euro. “Een doos eieren is nog duurder.’’ Ze sprokkelt subsidies bijeen en beschikt over een busje dat ’24 uur per dag’ overal geschonken spullen kan ophalen.
Klusjes
Volgens Van Bronswijk profiteren niet alleen ouderen en mensen met een beperking of gehandicapten van de klusjes die Flora4Life in hun tuin of huis (ruim 500 keer per jaar in totaal) opknapt. ,,Maar die vrijwilligers zijn zelf ook een doelgroep. Ze zaten thuis moedeloos op de bank, dronken te veel, en bloeien hier helemaal op. Komen kapot thuis na een dag beulen en zijn echt een ander mens.’’ En nog een doelgroep: zelfstandigen. Zo hielp Noes met bootcamps van Flora4life en runt ze nu, ‘door ons op weg geholpen’, als zzp’er een eigen bootcampbedrijfje.
“We zijn drie jaar bezig maar dit is onze derde locatie en hier moeten we eind dit jaar ook weg’’, zeggen ze bij Flora4Life. “Zo kunnen we toch nooit uitbreiden??’’ Als de term ‘buurtplatformrecht’ valt worden hun blikken glazig, al heeft Flora4Life het Manifest daarover ondertekend. ,,Wij willen gewoon low-budget mensen helpen,’’ besluiten ze.