“Meneer B. doet u even uw mondkapje op!”Anita Markus zat net nog zachtjes te praten maar nu moet ze even ingrijpen. Een man rijdt hoestend buurthuis Holendrecht in met zijn scootmobiel. Ondanks de aansporing van de dame achter de bar, lijkt hij weinig zin te hebben in een mondkapje. Maar Anita Markus is vriendelijk maar beslist. “Achter de bar liggen nog mondkapjes. Pak die maar voor hem.”
Anita Markus, een kleine, montere vrouw van 67 komt hier bijna dagelijks. Dus ze kent iedereen. “En iedereen kent mij.” Snel vertellen wat ze allemaal doet, is niet eenvoudig. “We hebben een breiclub, een kaartclub, een eetclub, oh ja en een wandelclub…” Ze moet zelf lachen om de lange opsomming. “Maar ik ben ook genoeg met mijn familie hoor.” Bij de breiclub komt ze niet om te breien. “Ik kan niet breien.” Ze is er om contact te maken, informatie te geven, een luisterend oor te bieden. Zorgen voor anderen doet ze al een heel leven. “Ik heb in bijna alle verzorgingshuizen van Amsterdam gewerkt.” Ze kreeg vier kinderen en zorgde ook voor de kinderen van haar vroeg overleden zus. “Dat zijn ook mijn kinderen.” En ze zorgt ook voor de buurt waar ze alweer dertig jaar woont. Toen haar kinderen klein waren, ging ze mee naar jongerenkampen nu werkt ze alweer jaren met ouderen. Vooral in het Odensehuis, een inloophuis voor mensen met beginnende dementie. Ze staat mantelzorgers bij, geeft voorlichting en houdt in de gaten hoe het met mensen gaat. “Als mensen tevreden zijn, ben ik blij in mijn hart.” Ze hoort veel verdrietige verhalen. “Maar ik neem het niet mee naar huis. We wandelen een stukje mee.”
“Een bezig bijtje”, noemt ze zichzelf niet onterecht want steeds herinnert ze zich nog iets wat ze doet. Ze heeft de vuilcontainers op haar hof geadopteerd “want de buurt kan schoner en mooier.” Tijdens corona bracht ze samen met Leila en Maureen van Stichting Carabic voedselpakketten rond bij ouderen en covidpatiënten die het huis niet uit konden. Natuurlijk is er wel eens wat, maar “ik kan met het karakter van de mens omgaan.”
Ze heeft net haar zuster begraven in Suriname, maar aan stoppen denkt ze nog lang niet. “Ik ga door zolang ik kan. We moeten elkaar helpen onder een paraplu samen te leven.” Dat vindt ze belangrijk. Dat zou ze ook tegen de mensen willen zeggen, die zo’n slecht beeld hebben van haar buurt. “Kom eens met ons meelopen. Het is hier niet zo slecht.”