Door Laurens Ivens
Wooncrisis, woningnood, woonarmoede, aan de juiste woorden om te zeggen dat er iets fout gaat op het gebied van wonen, ontbreekt het niet. We betalen steeds meer geld voor steeds kleinere woningen en moeten steeds langer wachten om er een te bemachtigen. Wijken veranderen van samenstelling, en mensen die niet mee kunnen komen in de biedingenstrijd of de prijzengekte in de vrije sector huur, dreigen te worden verdrongen uit hun buurten.
Vanuit de gemeente zijn er grofweg twee manieren om te zorgen voor voldoende betaalbare woningen, namelijk via regels en afspraken over de nieuwbouw, en over de corporatievoorraad. Dat doen we in Amsterdam zoveel mogelijk.
Allereerst kan de gemeente regels maken waar nieuwe huizen aan moeten voldoen. Waar tot een paar jaar terug 30% in de nieuwbouw sociaal was en 70% vrije sector, moet tegenwoordig 80% van de nieuwbouw betaalbaar zijn (40% sociaal, 40% middensegment) en 20% vrije sector. Ook houden we nieuwe koopwoningen uit handen van beleggers door te verplichten dat de eigenaar er zelf moet gaan wonen.
Als tweede de corporatievoorraad: gemeente, huurders en corporaties hebben afgesproken dat er elk jaar zo’n 750 sociale huurwoningen bij moeten komen. Voor de sociale huurwoningen die vrijkomen, geldt dat 75% onder de zogenoemde aftoppingsgrens wordt verhuurd. Dat betekent dat de huizen ruim onder de maximale grens van 752 euro worden verhuurd, en de bewoners maximaal kunnen profiteren van de huurtoeslag.
Ook al doet de gemeente wat het kan, het is wel roeien tegen de stroom in. Want terwijl er volop nieuw wordt gebouwd in betaalbare segmenten, schieten bestaande woningen nóg sneller door naar het dure segment.
Momenteel wordt in Den Haag gesproken over welke kant het de komende jaren op moet met ons land. Dat is hét moment om te breken met de gedachte dat de markt de problemen zelf wel oplost. Voor al die woningzoekende jongeren, huurders met een te hoge huur, of mensen die zich verdrongen voelen uit hun eigen buurt, is het belangrijk dat de volgende maatregelen een plek krijgen in het nieuwe regeringsbeleid.
Als eerste moet er een eind komen aan de verhuurderheffing. Die belasting op het verhuren van sociale huurwoningen is een rem op de groei van de corporatievoorraad, maakt bestaande sociale huurwoningen onnodig duur, en zorgt ervoor dat corporaties minder huizen kunnen verduurzamen en isoleren. Zonder verhuurderheffing kunnen we ook de vurige wens van dit stadsbestuur uitvoeren om een stop af te kondigen op de verkoop van sociale huurwoningen.
Als tweede zou het goed zijn om het puntenstelsel, dat nu alleen zorgt voor het reguleren van de huur van huizen tot 750 euro, uit te breiden zodat ook de huur van huizen tot bijvoorbeeld 1.000 euro worden beschermd. Hiermee voorkomen we dat bij een huur van boven de 750 euro geldt, wat de gek ervoor geeft. En bij overtreding van de gemaximeerde huur dient een verhuurder te worden beboet.
Als derde is het nodig voortvarend aan de slag te gaan om het opkopen van huizen door beleggers tegen te gaan. Zo voorkomen we dat een kleine groep steeds rijker wordt, ten koste van mensen die geen eigen huis kunnen veroorloven. Wooncrisis, woonarmoede, woningnood, het is belangrijk dat het Rijk eindelijk onze bondgenoot wordt om deze problemen aan te pakken. Ik wens de formerende partijen in Den Haag daarvoor alle wijsheid toe.
Laurens Ivens, wethouder Bouwen en Wonen in Amsterdam